Creatieve programma’s in zorg en welzijn

Kennis maken?

Benieuwd wat Kwiek voor je zorgorganisatie kan doen? Neem vrijblijvend contact met ons op.

Gratis Kwiekbekje of Ethiekbekje ontvangen?

Meld je dan aan voor onze nieuwsbrief!

Van Stadsduif naar vreemde snoeshaan

Vier was ik

en voor het eerst in De Stad, huppelend aan de hand van mijn vader. Ik kreeg rode sandaaltjes en een halve worst van de Hema.

Voor de ingang van de Hema zat de Stadsduif, hij fladderde wat achter mij aan. “Pas maar op, voor je het weet, eet hij je worst op.”, zei mijn vader.

Pa gaf me een vette knipoog en hop, daar ging het laatste stukje.

Het kon me niets schelen.

De stad had me betoverd. Eenmaal thuis wilde ik direct weer terug.

Als kleuter trok ik aan mijn tenen om ze harder te laten groeien. En ik zeurde om nieuwe schoenen uit de stad.

Als puber fietste ik kilometers door weer en wind om door de stad te dwalen. Op mijn 18e verliet ik mijn geboortedorp voorgoed.

De Domstad werd mijn nieuwe thuis: Daar ging ik nooit meer weg.

In de jaren die volgden, zag ik De Stadsduif regelmatig.

We bleken best veel gemeen te hebben. Beiden net een kilootje te zwaar. En net als de Stadsduif hing ik graag rond op het terras, wachtend op een bitterbal.

De Stadsduif is uiteraard dol op de stad. Ik deel zijn liefde, dat moge duidelijk zijn.

Ik houd van het stadsleven;

de prikkels, de vrijheid en al die verschillende mensen.

Vlammende betogen heb ik door de jaren heen gehouden. Geroeptoeterd over de geneugten van de stad versus het saaie platteland. Zeker toen het een trend werd om te verhuizen naar wijken net buiten de stadsgrenzen. Ik moest er niet aan denken.

De laatste jaren hoorde ik mijzelf op feestjes ineens zeggen dat ik behoefte had aan een rustiger leven.

Was de magie van de stad uitgewerkt?

Het leek van wel, tijd voor iets nieuws.

Nu woon ik in een piepklein dorp met slechts 400 inwoners. Geen Stadsduif of terras in de wijde omtrek te bekennen.

Ik stamp de hele dag in een oude spijkerbroek door de tuin:

brandnetels trekken, wilgen knotten, vogels spotten. Ik heb duidelijk geen groene vingers, maar leer snel.

En ik ben gefascineerd door de natuur, het weer en de seizoenen.

Iedere zaterdag ben ik te vinden in de dorpsmoestuin.

Ik leer andijvie onderscheiden van sla. Ik leer een nieuwe taal en een nieuwe manier van koken.

In de middag kom ik trots thuis met mijn oogst. Tomaten, mais, aardappels en boontjes, heel veel boontjes.

“Mis je de stad niet?”,

vragen vrienden. “Nee.” zeg ik, tot mijn eigen verbazing.

“Ik mis jullie wel, maar de stad niet.”

Net als ik toch wat behoefte krijg aan ‘stadse prikkels’, gaat de stad ineens op slot. Of eigenlijk de hele wereld.

Ongerust kijken we iedere avond naar de nieuwe ‘corona-cijfers’. Het voelt gek om niet iets te kunnen bijdragen in de coronastrijd en werkloos langs de kant te staan.

In onze groene oase merken we er verder maar weinig van. De natuur, het weer en de seizoenen gaan nog steeds hun eigen gang.

Anderhalve meter afstand houden is in dit dorp geen enkel probleem.

Het buitenleven komt meer in trek. Mensen uit de stad komen hier ‘thuiswerken’. De huizen in het dorp worden duurder. Zelf groente verbouwen is hot. Het lijkt wel een trend, ‘buiten wonen.’

Op zaterdag loop ik van de moestuin naar huis. Mijn armen vol boontjes. Ik kijk tevreden om mij heen. Ik zie ooievaars en reigers en veel groen.

‘Dag Stadsduif,’

denk ik, ‘tijd om afscheid van elkaar te nemen.

Ik ben nu een echte dorpeling.’

Op het pad staat buurman. Trots laat ik hem mijn boontjes zien. “Nu hoor ik er echt bij.”, zeg ik lachend. “Heb je ook een moestuin?”

“Ikke niet,” zegt buurman. “Ik kijk wel beter uit. Veel te veel werk. Ik haal mijn groenten gewoon bij de supermarkt, makkelijk, goedkoop en veel langer houdbaar. Die dorpstuin is vooral voor de mensen uit de stad, vinden ze leuk, zelf groenten verbouwen.”

Hij wijst naar mijn huis en de tuin. “Daar moet nog wel het een en ander aan gebeuren voordat dat er netjes bij ligt. Heb je daar niet genoeg werk aan?”

Hij groet me en loopt verder.

“Rare snoeshanen, die stadse lui.”,

hoor ik hem nog mompelen.

1 reactie

  1. Peter Oey schreef:

    Haha Patricia, je gaat er echt vol in hé.
    Leuk om je ervaringen te lezen.
    Wij zijn inmiddels 25 jaar geleden naar Zeeland verhuisd, en zal niet zeggen ‘nooit spijt gehad’ maar waardeer nog altijd de meer persoonlijke manier van omgaan met elkaar in de provincie.
    Ben nog steeds geen tuinierder, zoals jij lijkt te worden 😉, maar moet wel, met zoveel tuin om ons huis 😆
    Vind de stad nog steeds heerlijk, maar blij als ik thuis in de rust zit!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *